je zet je schrap in warme wind
je kijkt over zinderende kasseien
en wacht en wacht en wacht
de straat tuurt al uren op haar tenen
dan opeens zoeven benen als snelle
spaghetti
voorbij het wielervolk bespuit elkaar
met geraapte bidons
opgewonden
en juist dan droom je even weg
over een rivier
en zie je een zomerhitje tegenstrooms
van boeg naar stuurhuis door ‘t
gangboord lopen
om je te halen
helaas krult de rivierbocht haar
alweer weg
uren later knip je jonge spinazie
genadeloos van de aarde los
en al bladerend dobber je weer even weg
over kasseien die drijven in onmetelijk
grote zee
en zie je overal golvende benen
in kleurige deining
als vertraagde waaiers
van opzij
trekt de tegenwind aan