Ardennenoffensief

Een kleine molen stuwt mij voort
op mijn weg naar de top verscholen
rustend achter een vervallen boerderij.

Onder de benauwde, broeierige lucht
malen mijn benen moeizaam door –
het asfalt sluipt traag naar huis terug.

Dan, als zeevlam aan de kust, wordt
het zicht verminderd tot slechts een
fractie van het licht, een sluier van
ondoorzichtig grijs.

En met handen, gevoelloos, blauw
en stijf, val ik – in elkaar gedoken –
met bibberende benen naar beneden,
langs duizend witte spoken die mijn
lot takkentrillend delen.

Stoempend en stampend vervolg
ik mijn tocht – op het lint blinkt
het tranenvocht in dunne druppels
op een rij.

Ik zal de strijd niet staken.

Nog een uur naar Bastenaken.